2015 – Taiwan

Week 1

Hier dan ons eerste verslag uit Taiwan!
Soms duurt het even voor je een klik met een land hebt, maar dat was met Taiwan niet zo, dat had ons meteen te pakken.
Het is hier een gezellige, georganiseerde chaos. Een mooie mix tussen China, Japan en Zuid-Korea!
Meteen toen we aankwamen (na een 25 uur durende reis), zijn we Taipei ingedoken. Het zag er allemaal zo gezellig uit dat we het jammer vonden om naar bed te gaan!
Na een paar uur zaten we al Koreaans te BBQ-en met een stel Taiwanezen, kei leuk (zie de foto’s op Facebook), na 3 grote pullen bier (happy hour, konden we niks aan doen😉) zijn we uitgeteld ons bed ingedoken.
Na een nacht goed slapen waren we een heel eind boven Jan en zijn we naar de Chiang Kai Chek Memorial Hall gegaan.
Je hebt groot, groter, groots en deze valt in de laatste categorie!
De Memorial Hall staat op een mega plein met een grote toegangspoort en aan beide kanten twee grote Chinese gebouwen (in gebruik als theater).
D’n Chang was dan ook niet zomaar iemand, hij is eerst president geweest van China maar verdreven door de communisten en later naar Taiwan gegaan met zo’n twee miljoen volgers en daar de eerste president geworden, nou dan verdiende toch ook wel een standbeeld, niet!
Het levensgrote beeld van hem staat midden in de Memorial Hall en daar wordt voor z’n neus ieder uur, op een indrukwekkende manier, de wacht gewisseld.
Toen we dat bekeken hadden moesten maar eens aan de inwendige mens gaan denken. In Taipei zit het enige Michelin sterren dumplin restaurant. Als je daar ’s avonds wilt gaan eten moet je soms wel een uur in de rij staan om binnen te komen. Wij waren er wat later in de middag, dus we hoefden niet zolang te wachten. Al was het dat wel waard geweest, wat was dat lekker zeg!
We hadden allerlei verschillende dumplins besteld met verschillende vullingen (garnaal, krab, varkensvlees). Dumplin soep en komkommer en een paar flessen bier, yammie!
’s Avonds zijn we naar de Shilin avondmarkt geweest. Taiwan staat bekend om z’n avondmarkten. Overal staan er dan kraampjes waar je van alles en nog wat kunt kopen en vooral veel eetkraampjes. De meest vreemde dingen zijn er te krijgen, veel dingen die je niet eens herkend. Taiwan staat ook bekend om de ‘stinky tofu’, en die doet zijn naam wel eer aan, als ze die ergens aan het bakken zijn, dan ga je lopen, brrr, wat een stank zeg, ik moet er niet aan denken om die ook nog opzet moeten eten, maar het schijnt lekker te zijn (zeggen ze)!
Het is in ieder geval wel heel gezellig om wat rond te struinen over zo’n markt.
De volgende dag zijn we met de Gondola, dat is een kabelbaan van ruim 4 kilometer lang, de bergen in gegaan. In de Gondola heb je bakjes met een glazen vloer, waardoor je niet alleen mooi uitzicht hebt rondom, maar ook naar beneden. Je kijkt dus zo de afgrond in, gaaf!
Boven aangekomen kun je verschillende wandelroutes volgen, de eerste die we gedaan hebben was tussen de theeplantages. Heel apart dat je zo dichtbij de stad zoveel groen hebt. Als je tussen de thee loopt zie de stad nog op de achtergrond.
Na een lekker groene thee ijsje, zijn we naar een waterval gelopen. De paden zijn hier allemaal netjes aangelegd vaak met houten vlonders en trappen. We liepen meteen in de jungle met de daarbij behorende beesten, mooie grote vlinders, spinnen zo groot als je hand en we hebben zelfs apen gezien. Aan het eind van de route was een tempel en vanaf daar hadden we mooi uitzicht over de stad en hebben we de zonsondergang rustig zitten bekijken. Langzaam zie je dan de lampjes van de stad aangaan tot het helemaal donker is, dat gaat hier razendsnel, in een half uurtje is het stikdonker.

Daarna weer met de Gondola naar beneden.

De volgende dag was het ’tempeltijd’, we zijn naar de Bao’an tempel gegaan, dat is de enige Unesco Site in Taiwan. De tempel was dan ook wel de moeite waard. Het is een heel mooi oud gebouw en de tempel is nog volop in gebruik. Hij is wel op z’n Chinees, dus hier en daar nogal wat kitsch, maar dat hoort erbij. Achterin de tempel konden arme mensen een bonnetje inleveren en dan kregen ze extra geld en een voedselpakket, goed werk.
Vlakbij zat ook nog de Confusius tempel, maar die was duidelijk minder indrukwekkend, die hadden we dan ook zo gezien.
Toen was het tijd geworden voor het meest in het oog springende gebouw van Taipei, de Taipei 101-toren. Tot enkele jaren geleden was dit het hoogste gebouw ter wereld (nu het 3e hoogste). De 101 heeft het model van een bamboe stok en is 508 meter hoog.
Ook heeft deze toren de snelste lift ter wereld (hij staat in het Guiness book of records), deze gaat maar liefst 1010 meter per minuut! We stonden in 37 seconden op 382 meter, het was een vreemd gevoel en je voelde je oren ploppen.
Boven had je rondom een geweldig uitzicht over de stad, dan zie je ook pas hoe hoog deze  toren is. We waren er wat later op de middag ingegaan, zodat we hier ook weer de zonsondergang konden zien en Taipei by night. Een paar verdiepingen hoger, op de 391ste kon je ook nog naar buiten.
Bovenin de toren hangt een groot contragewicht wat het zwiepen van de toren voor wel 40% tegengaat. Wel fijn in een land waar regelmatig aardbevingen en tyfoons voorkomen.
De volgende dag zijn we naar de wijk Beitou gegaan. Die ligt aan de rand van de stad en staat bekend om z’n warmwaterbronnen en thermale activiteiten. Als eerste zijn we naar Thermal Valley gegaan, een hele grote warmwaterbron met bubbelend en stomend water erin. Omdat ik ook nog andere bronnen op een foto had gezien zijn we daar naar op zoek gegaan. Het bleek dat we met de bus nog iets verder de bergen in moesten naar Yangmingshan National Park. Tot nu toe hadden we nog flink mazzel gehad met het weer, nog geen druppel regen gezien, maar dat was nu wel even anders. Hier regende het wel. Maar we hadden een paraplu gekocht en de temperatuur is verder goed (zo rond de 30 graden), dus zijn we toch gewoon gaan wandelen. De pad liep langs een hele mooie waterval, helemaal naar beneden en die kwam weer bij de bushalte uit. Onderweg had ik de bronnen van de foto gezien, dus zijn we daar uitgestapt. Het bleek en oude zwavelmijn te zijn, met overal nog stomende gaten en het stonk er gruwelijk naar rotte eieren. Ook was er een openbaar ‘warmwaterbron’ voetenbadje, waar je heerlijk met je voeten in kon gaan zitten, dat hebben we dus ook maar gedaan, lekker ontspannen tussen de Taiwanezen.
Weer terug in Beitou hebben we eerst sushi van de lopende band gegeten (van de week hadden we een keer sushi en daar werd de bestelling met een speelgoedauto voor je neus afgezet, denk je alles al meegemaakt te hebben!)
Omdat het hier bekend staat om de hotspring resorts, zijn we die maar eens eentje op gaan zoeken. We zijn bij het Sweetme Hotspring Resort heerlijk een uur of 3 naar de sauna geweest. Dat is nog eens ontspannen. Lekker soezelig zijn we ’s avonds ons bed ingedoken.
Nu was het ook weer tijd om verder te gaan. We wilden eigenlijk de route met de klok mee volgen, maar een paar weken geleden is er een tyfoon geweest en nu zijn veel wandelpaden van de Tarokokloof nog gesloten, dus hebben we besloten om andersom rond te gaan. We wilden eigenlijk meteen naar Sun Moon Lake, maar het blijkt zaterdag 10 oktober een nationale feestdag te zijn, en heeft iedereen besloten om eens een weekendje weg te gaan, dus rond het meer zit alles vol. Dus nu zijn we met de trein naar Taichung gegaan en vanaf daar hebben we gisteren een dagtocht gemaakt naar Lukang. Deze plaats heeft een mooi oud historisch centrum. Als eerste zijn we naar een glazen tempel, iets buiten de stad gegaan, die mochten we niet missen! Nou, wat ons betreft hadden we die gerust kunnen missen, ’t was redelijk kitsch allemaal, zal ik maar zeggen. Dus de bus maar weer terug genomen naar het oude centrum en dat was wel mooi. Wel erg toeristisch, net Volendam hartje zomer. We hebben er lekker rondgewandeld en op een gegeven moment hoorden we allemaal vuurwerk en trommels. We zijn eens gaan kijken en toen bleek er een festival bezig. Er was een optocht die van tempel naar tempel trok, mensen met allemaal historische kleding en geschminkte gezichten en die deden allemaal een soort van voorstelling bij iedere tempel. Ondertussen werd er dan vuurwerk afgestoken. Kei gaaf om te zien. ’t Was een soort gilden optocht maar dan anders 🙂
Nu hebben we net ons ontbijtje op gaan en gaan we zo op weg naar Sun Moon Lake, volgende keer meer daarover….
Week 2
Vorige week stonden we op het punt om naar Sun Moon Lake te gaan. Dat is een groot meer in het midden van Taiwan, wat op 762 meter hoogte ligt. Voordeel daarvan is, dat het er niet zo warm is, dus geen zweterige 32 maar een aangename 24 graden.
We hadden een hotelletje in Itas Hao, een klein plaatsje aan de zuidkant van het meer. We zaten midden in de gezellige winkel c.q. (vr)eet straat. De Taiwanezen doen niets anders dan eten als ze een dagje op pad zijn. Wij hebben deze keer maar met ze mee gedaan en zijn aan de ‘streetfood’ gegaan, we hadden een soort van loempiabal, een kippenvleugel gevuld met rijst, saus en lente-ui, saté-tjes en Portugese custard taartjes, dat was allemaal prima.
De volgende dag hebben we e-bikes gehuurd (waarom moeilijk doen als het ook makkelijk kan!) en daarmee zijn we rond het meer gefietst. Dat was werkelijk prachtig. Rondom het meer is het dichtbebost met jungle. Daar doorheen hebben ze een weg gelegd en daar fiets je dan mooi doorheen, met aan je rechterhand een prachtig zicht op het blauwe meer. Onderweg is er ook van alles en nog wat te zien. Als eerste een tempel en even later stond er boven op een berg (appeltje-eitje met onze e-bike) een mooie pagode. Die had d’n Chang (je weet wel, die van dat standbeeld in Taipei) neer laten zetten ter ere van z’n moeder. Het was een hele mooie pagode en je kon er helemaal bovenin en daar had je echt supermooi uitzicht over het meer.
Weer verder gefietst kwamen we bij een tunnel en we hadden van de fietsverhuurder begrepen dat we daar niet doorheen moesten maar langs af, dat dus maar gedaan en toen kwamen we op een aparte fietspad langs het meer uit. Hier in Taiwan zijn de wandel- en fietspaden allemaal super netjes aangelegd, mooie houten vlonders en dat kilometers lang. Het fietspad ging helemaal langs het meer en we kwamen zo bij het plaatsje aan de noordkant uit. Daar hebben we even wat gegeten en zijn toen weer verder gegaan.
Een eindje verder kwamen we bij de Wenwu tempel uit, we dachten daar ‘even’ te gaan kijken, maar die tempel ging maar door en door. Iedere keer als je er één gezien had, was er nog eentje achter verstopt, het hield niet op. Helemaal op het laatst stond er een hele grote bewerkte muur met een poort waar je ook weer op kon, niet normaal hoe groot zeg.
Na 29 kilometer en  7 uur later waren we rond en hebben onze fietskes weer ingeleverd.
De inwendige mens kon ondertussen ook wel weer wat gebruiken, dus zijn we naar de Chinees gegaan. Daar hadden we 10 joekels van garnalen in een heerlijke knoflooksaus, runder reepjes met lente-ui, een wilde paddenstoelen schotel, witte rijst en natuurlijk een Taiwan-biertje d’r bij, lekkur!
De volgende dag zijn we met de kabelbaan naar de Formosa Aboriginal Cultural Village gegaan. Dat hield het midden tussen een openluchtmuseum en een pretpark. Er stonden nagebouwde huisjes van verschillende stammen, maar ook een wildwaterbaan en een achtbaan. D’r werd ook nog een Aboriginal dans show opgevoerd en natuurlijk moesten wij er ook aan geloven als enige westerlingen in het publiek. Kees moest op een of ander mondharpje blazen, wat tot hilariteit van het publiek niet lukte, terwijl de Aboriginal er een mooi muziekje uit toverde!
Dit was wel aardig, maar ook niet meer dan dat.
Later op de dag hebben we nog een wandeling langs het meer gemaakt en dat was zeker zo leuk.
De volgende ochtend hebben we ons boeltje weer ingepakt want we gaan verder richting Alishan, een mooie berg.
We wisten niet hoever we zouden kunnen komen met het openbaar vervoer, dus dat was afwachten. We moesten om 8:40 uur met het bootje mee naar de overkant van het meer, daar zouden we dan om 8:50 uur aankomen en om 9:00 uur zou het busje vertrekken, moest allemaal makkelijk kunnen, werd ons verteld. Klopt ook, we stonden netjes op tijd op het busstation, ware het niet dat er nog maar 1 plaats in de bus was, shit, wat nu?
Gelukkig kwam daar onze reddende eng…. eh nee, taxichauffeur en die wilde ons wel brengen.
Dus prijs afgesproken met de goeie man, auto in en gaan met die banaan, problem fixed!
2 uur en een kwartier later stonden we in Fenchihu, 1405 meter hoog in de bergen.
Ik had op Booking.com al een hotel zien staan en daar ben ik binnen gelopen, ze hadden nog plek en daar hebben we een mooie Japanse kamer met tatami matten, dus slapen op de grond.
Vanuit het hotel werden ook gratis tourtjes georganiseerd, je hoefde maar naar de lobby te komen en dan kon je mee. Dat leek ons wel wat, dus om 15:00 uur stonden we netjes klaar. Met nog meerder toeristen uit allerlei landen (o.a. Maleisië en Thailand) gingen onder leiding van een Taiwanees gidsje op pad. We gingen de natuur in, maar het was nogal een praatgrage tante en ze was nogal lang van (Chinese) stof, zullen we maar zeggen, dus de wandeling schoot niet echt op. De route was wel erg mooi, we kwamen door een bamboe-bos dat wel de moeite waard was.
Na 1 1/2 uur waren we weer terug bij het hotel en zijn we zelf toch maar even wat rond gaan wandelen.
We zijn naar deze hoek gekomen om naar Alishan te gaan, dat is een hoge berg met mooie natuur, daar zijn we dus de volgende dag heen gegaan.
Alishan is een National Park wat op zo’n 2300 meter hoogte in de bergen ligt. De weg er naar toe is al heel mooi, langs thee plantages en diepe afgronden.
Normaal gesproken kun je er ook met een treintje komen, maar een deel van het spoor is door een tyfoon vernield en dat zijn ze nog aan het repareren. Boven in het park zijn nog wel verschillende kleine spoorlijntjes actief en daar zijn we als eerste in gaan zitten.
Vanaf het stationnetje kun je dan verschillende trails volgen, allemaal weer mooi aangelegd en onderhouden. Omdat Aziatische toeristen per definitie (een beetje) lui zijn, en vooral niet ver willen lopen, zijn vooral de korte trails erg druk, loop je wat verder (1 kilometer of zo!), dan ben je al helemaal alleen en kom je niemand meer tegen. Wij zijn dus een langere trail gaan volgen en die was prachtig. Je loopt door een prachtig bos met megahoge bomen, soms komen er flarden mist tussen de bomen door, en dan de zon erop, schitterend gewoon. In een ander deel van het park staan supergrote bomen van wel 9 meter omvang en zo’n 45 meter hoog, echte reuzen!
We hebben ons er de heel dag prima vermaakt in ieder geval.
De volgende dag was het weer tijd om verder te gaan. Maar eerst hadden we nog tijd genoeg om een wandeling rond Fenchihu te maken, deze keer zonder gids. Ook hier zijn weer prachtige trails uitgezet, je kijkt je ogen uit, zo’ mooie natuur. Hele hoge cederbomen, varens van wel 4 meter hoog en planten met bladeren zo groot dat je als paraplu kunt gebruiken, schitterend.
Later op de dag gingen we met de trein over het deel van Alishan spoorlijn dat wel in gebruik is van Fenchihu naar Chiayi.
Het is echt een boemeltreintje dat met een sukkelgangetje de berg af gaat, ook hier kom je weer door prachtige natuur en langs diepen afgronden met schitterende uitzichten. Wat verder naar beneden kwamen we door tropische fruitplantages, bananen, ananassen en pomelo’s. Na ruim 2 uur stonden we weer midden in de bewoonde wereld van Chiayi waar we ’s avonds naar de gezellige avondmarkt zijn gegaan en onze voeten maar weer een lekker hebben laten masseren.
Gisteren zijn we naar Guanziling gegaan. In deze plaats is een hele bijzondere bron, daar komt water en vuur tegelijk uit. Het vuur wordt veroorzaakt door methaangas dat uit de grond komt en dat staat al 300 jaar in brand, heel apart om te zien. Deze plaats staat ook bekend om z’n modder hotsprings dus die hebben we ook opgezocht. We hebben ons van top tot tegen ingesmeerd met modder en hebben lekker zitten poeliën in alle andere warmwaterbaden, heerlijk ontspannen, ’t begint zowaar op vakantie te lijken!
Nu staat we op het punt om Tainan te gaan, de oudste stad van Taiwan, volgende keer meer daarover.
Week 3
Ondertussen zijn we alweer een week verder, de tijd vliegt hier (ook)!
We zijn met de trein naar Tainan gegaan, de oudste stad van Taiwan.
Daar zijn we (een deel) van een wandelroute uit de Lonely Planet gaan lopen, deze ging langs allerlei oude tempels. Er is overal nog volop bedrijvigheid in de tempels, iedereen wil zijn eigen beetje geluk afdwingen door stapels nepgeld te laten verbranden, wierrook aan te steken, blokjes op de grond te gooien en vooral veel te bidden. Mooi om te zien, bijna nog mooier als de tempels zelf. Omdat ze hier allerlei verschillende Goden hebben, is er ook regelmatig eentje jarig (!), bij één van de tempels waren ze in ieder geval een mega maaltijd aan het bereiden ter gelegenheid van zo’n verjaardag. Bakken vol met eten werden er klaar gemaakt, ’t zag er goed uit.
Op deze wandelroute kwamen we ook nog langs de ‘Chihkan Towers’, dat is van origine een oud Nederlands fort. Van het fort is niet veel meer over, want het is diverse malen herbouwd, ook nog door de Japanners, dus weinig Nederlands meer terug te vinden. Maar het is wel apart om te weten dat de Nederlanders hier de grondleggers van waren.
De volgende dag zijn we naar Taijiang National Park gegaan. Er reed een soort van shuttle bus, maar het was niet helemaal duidelijk welke stop we moesten hebben om het e.e.a. te zien.
We zijn tot het eind blijven zitten en kwamen uit bij een zoutberg die je kon beklimmen en velden waar zout gewonnen werd. Ook hier was weer op de Taiwanese manier een soort van pretpark van gemaakt, we hadden het vrij snel gezien in ieder geval.
Onderweg hadden we vanuit de bus, bij een rivier, oesterkwekerijen gezien, dus op de terugweg zijn we daar uitgestapt. In Taiwan worden heel veel oesters gekweekt en het is leuk om dit eens in het echt te zien. Er worden grote strengen met oesters aan een soort van bedden in de zee gehangen. Ze kosten hier ook geen drol, 6 stuks voor € 2,75, jammer dat wij d’r niet van houden.
We waren nu ook alweer wat dichter bij de stad en daar zat nog een ander Nederlands fort, fort Zeelandia (Anping fort). Hier zijn nog veel meer Nederlandse dingen te herkennen van de V.O.C., erg leuk.
De volgende dag zijn we met de trein naar Kaohsiung gegaan, da’s ook weer een flinke stad met zo’n 2.7 miljoen inwoners!
Kaoshiung is vooral bekend om zijn Lotus Pond, en de vraag is:
‘Hoeveel kitsch kan een mens hebben?’
Nou na de Lotus Pond weten wij het, vrij veel!
Ik had wat foto’s van pagode’s gezien, maar in het echt bleek de ingang een grote draak te zijn en de uitgang een joekel van een tijger, kitscher dan kitsch! En dat allemaal in ‘mooie’ felle kleuren. Een eind verder stond een levensgroot beeld van één of andere god, ook weer zo ‘mooi’ gedecoreerd! Maar het was wel mooi om rond het meertje te lopen in ieder geval.
’s Avonds zijn we naar de Liuhe Night Market gegaan, dit is de beroemdste van Kaoshiung. Het is grappig om te zien dat iedere nachtmarkt toch weer anders is en dat er iedere keer weer andere dingen te krijgen zijn. Hier vooral heel veel verse vis, dat zag er allemaal heel goed uit. Vooraan het kraampje kon je je vis bestellen en dan kon je achter de kraam aan kleine tafeltjes alles opeten, grote garnalen, verse inktvis en nog heel veel meer, heerlijk.
De volgende dag zijn we naar de haven van Kaoshiung gegaan, vanaf daar kon je een kleine ferry nemen naar een klein eilandje, Cijin Island, na een paar minuten varen was je er al. Op dat eilandje stond een mooie vuurtoren, vanwaar je prachtig uitzicht over haven en de stad had, een eindje verder zat ook nog een oud fort, ook daar weer een mooi uitzicht, over het zwarte lavastrand en de zee. Daar zaten ook weer lekkere visrestaurants en daar hebben we ons flink tegoed aan zitten doen.
Onderweg hebben we de ‘The Dome of Light’ nog even meegepakt, dat is een metrostation waar een Italiaanse glasartiest een heel mooi plafond heeft gemaakt. Op het hele uur is er ook nog een ‘Sound and Light Show’, en dat was echt goed gedaan.
De volgende dag was het alweer tijd geworden om verder te gaan en hebben we de bus naar Kenting gepakt. Dat ligt helemaal in het zuiden van Taiwan. De hele zuidpunt is eigenlijk één groot Nationaal Park.
We waren er vrij vlot en hebben eens rustig aan gedaan, we hebben wat over het strand gewandeld en Kenting bekeken.
Een echte strandcultuur zoals bij ons kennen ze in Taiwan niet, hier geen luxe ligbedden met parasols, en om op je handdoekje op het strand te gaan liggen is geen avontuur want dat is niet uit te houden, véél te warm. Wel jammer want de zee en het strand lenen zich er anders wel voor.
We hebben trouwens toch niet te klagen over het weer, we hebben in de afgelopen drie weken maar enkele uurtjes regen gehad en voor de rest prima weer, zo rond de 30 graden en ’s avonds koelt het af naar 27 graden😉, vervelend hè!
De volgende dag zijn we naar de Kenting Recreation Area gegaan, midden in het National Park. In het begin dachten we, wat doen we hier. Alles was weer heel erg gecultiveerd en aangelegd, maar naar mate we verder het park in liepen werd het mooier en mooier. Tropische bomen met wortels die om de koraalrotsen heen krullen (het leek Ankor Wat wel), mooie grotten en heel veel mooie wandelpaden. We hadden gelezen dat er apen zouden moeten zitten, maar om ze dan ook écht te vinden en te zien in de boomtoppen, maak het toch wel heel speciaal. Er zaten ook hele grote vlinders, hagedissen, gele krabben en er zouden slangen moeten zitten, maar die hebben we niet gezien. We zijn uiteindelijk de hele dag aan de wandel geweest in het park.
Gisteren hebben we allebei een elektrische scooter gehuurd en zijn we de zuidpunt van Taiwan rondgereden. De weg liep helemaal langs de zee en overal lagen kleine strandjes verscholen. Op de uiterste punt staat ook hier een vuurtoren waar je een compleet uitzicht hebt over de zee.
De oostkust is een stuk woester en hier meer kliffen en rotspartijen. Onderweg was er ook nog een stukje land waar spontaan vuur uit de grond komt, net zoiets als de water- en vuurbron van vorige week, maar hier dus alleen vuur, apart.
We hebben er de hele dag over gedaan en waren pas weer terug toen de avondmarkt bij ons voor de deur alweer volop bezig was. Het was zaterdagavond, dus het hing er echt met de benen buiten, gezellig hoor.
Nu zijn we ondertussen onderweg naar Green Island. Vanmorgen om half negen wisten we eigenlijk nog niet hoe we er moesten komen, maar ondertussen is het tien voor twaalf en zijn we al een bus verder en zitten we in de trein naar Taitung, da’s al een heel eind in de goeie richting, want vanaf daar gaat de ferry naar Green Island. Met een beetje mazzel, zijn we er zowaar vanmiddag al.
Maar volgende week dus meer over Green Island!
One week to go!
Week 4
Terwijl ik dit zit te typen zijn we alweer onderweg naar Nederland en zit onze reis er helaas alweer op.
Maar eerst zal ik jullie nog even bijpraten over afgelopen week.
Vorige week waren we onderweg naar Green Island, die reis verliep soepel. Aangekomen op het treinstation zat er een hele hulpvaardige toeristeninfo, die heeft voor ons de boot geboekt en ons in de juiste bus geloodst. Ik had al gelezen dat de boot trip van 50 minuten nogal onstuimig kon zijn, dus voor de zekerheid hebben we maar een reispilletje genomen, nou dat was geen overbodige luxe, de Hullie-Gullie op de kermis was er niets bij. Rond half 3 ’s middags waren we al op Green Island. Nu nog een hotel zoeken. Zoals we wel vaker doen, is Kees bij de spullen blijven zitten in de haven en ben ik op zoek gegaan. Uiteindelijk heb ik wat gevonden en .Kees weer opgepikt. Ook hier weer geen strandcultuur, maar het duiken schijnt heel mooi te zijn en dat is recht bij ons voor de deur, en de duikschool is de buurman, dus da’s makkelijk.
Op Green Island zit de Chaoijh Hot Spring, dat is één van de drie hotsprings ter wereld waar de bron in zee zit. Eromheen zijn ook nog allerlei warmwaterbaden in de openlucht, variërend van koel tot bloedjeheet. We hebben bij ons hotel een scootertje gehuurd en zijn ’s avonds naar de hotspring gereden en daar hebben we de hele avond heerlijk ontspannen, onder de sterrenhemel, liggen badderen.
Heerlijk soezelig zijn we ons bed ingedoken.
De volgende dag zijn we gaan duiken, zoals gezegd, gewoon vanaf de kant, bij ons voor de deur. Dat was echt super. Het water was hartstikke helder, en er zat heel veel vis en heel veel hard en zacht koraal. Halverwege de duik kwamen we bij een ‘hersen-koraal’ van wel 14 meter hoog, hij was in de vorm van een grote champignon gegroeid en was echt heel mooi. Je kon er helemaal rondom heen zwemmen.
De tweede duik was 100 meter verder en was ook weer zo mooi. Hier was een kunstmatig rif aangelegd en dat was al helemaal begroeid met koraal. Ook weer heel veel vis, zeeslangen en een sepia die een showtje in verkleuren weggaf, kei gaaf.
Omdat duiken best vermoeiend is, zijn we daarna maar weer een paar uur in de hotspring gaan liggen om bij te komen van deze zware dag 😉.
Green Island is maar een klein eilandje, zo’n 21 kilometer in omtrek. Het heeft een mooie, ruige, rotsachtige kust en bergachtig binnenland. Er is eigenlijk maar één weg op het eiland, en die loopt helemaal langs de kust. Die hebben we de volgende dag met een scooter rondgereden. Onderweg zijn we natuurlijk regelmatig gestopt, hebben we stukken gewandeld en vooral veel foto’s gemaakt van de mooie kliffen. Dit tochtje was zeker de moeite waard.
Om drie uur die middag zijn we met de boot naar het vaste land gegaan, voor de zekerheid maar weer een reistabletje genomen, maar nu was de zee een heel stuk rustiger, dus dat was eigenlijk niet nodig geweest. In de haven hebben we een taxi genomen naar het treinstation en daar hebben we kaartjes gekocht naar Hualien (spreek uit als: Oewaliën!). Dat was nog zo’n 2 1/2 uur met de trein, maar dat was zeker geen straf, wat een uitzichten zeg, werkelijk schitterend. We reden midden tussen de rijstvelden met de bergen links, en de zee rechts van ons, wel jammer dat we niet meer tijd hebben om dit deel wat beter te bekijken.
We zijn speciaal naar Hualien gegaan voor toch wel een hoogtepunt van deze reis, de Taroko Gorge. Oorspronkelijk waren we van plan om met de oostkust te beginnen, maar door een tyfoon waren drie weken geleden een hele hoop wandelpaden in de kloof gesloten. We hebben goed gegokt, want het grootste deel was nu wel weer open.
De Taroko kloof is een kloof van 21 kilometer lang met aan beide zijden hele hoge kliffen. Er loopt een weg doorheen, en her en der kun je trails volgen die je verschillende kanten van de kloof laten zien.
De eerste trail die we zijn gaan volgen was de Shakadang Trail. De pad op zich is al zo mooi, de rotsen hangen half over de pad heen, rechts is alles dicht begroeid met planten en links heb je zicht op een ruige stroom met grote keien en aan de andere kant een hoge rotswand. Moeilijk om uit te leggen, maar in ieder geval, overweldigend mooi. Het is ook allemaal zo groots, dat kun je ook bijna niet op een foto vastleggen, dat moet je in het echt zien.
De volgende trail was de Swallow Grotto. Dit was een soort van tunnel, maar dan met verschillende openingen aan de zijkant, waardoor je ook weer een gigantisch mooi uitzicht over de kloof had, iedere keer weer vanuit een andere hoek, en je keek zelf ook flink de afgrond in. Omdat dit in één dag niet te bekijken valt, zijn we de volgende dag weer terug gegaan.
Toen zijn we begonnen met de Lüshui-Heliu Trail. Dit is een oud pad, dat vroeger gebruikt werd door de inwoners hier. Het eerste deel loopt door een stuk bos en later liep de pad hoog langs de rotswand en ook hier weer hele fraaie uitzichten. We kwamen uit bij een mega hangbrug over een heel diep ravijn, als je last van hoogtevrees hebt, kun je deze beter overslaan 🙂 Wel gaaf hoor!
Als laatste hebben we de shuttle bus gepakt naar de Eternal Spring Shrine. Hier ligt een tempel hoog tegen de rotsen aan en daar weer boven staat ook nog een belltower. Jammergenoeg was nog niet de hele pad open, maar we konden wel naar de belltower toe, dat was effentjes een klim, maar ook weer de moeite waard.
Kortom, goed dat we onze reis omgegooid hebben, en de Taroko Kloof is een échte aanrader!
Omdat we nog maar krap in de dagen zitten zijn we weer terug gegaan naar Taipei. Omdat meer mensen afgelopen vrijdag dat plan blijkbaar hadden, zaten alle treinen bommetje vol. Alleen in de trein van 13:00 uur waren nog 2 zitplaatsen, die hebben we dus maar genomen, want om nu 3 uur te gaan staan!
Om een uur of vier, was het rondje Taiwan weer rond, we waren weer terug bij ons beginpunt, weer terug in Taipei. Dat voelt alweer vertrouwd. Hier even niet zoeken naar gezellige plekjes en we wisten al waar we wilden gaan eten (Koreaan’s, mmmm lekker), en daarna onze ‘stamkroeg’ in, The Rolling Café.
In heel Taiwan zijn trouwens geen kroegen te vinden. Iedereen drinkt hier alleen maar thee en dan in alle varianten, groene thee, bubble thee, fruit-thee, melk-thee, zwarte thee, warme thee, kouwe thee, en ga zo maar door. Maar een café, ho maar, nergens te vinden (op de Rolling Café na dan).
In Taipei hadden we nog niet alles gezien, dus hebben we de volgende dag de metro genomen naar Tamsui. Dat is een plaatsje ten Noord-Westen van Taipei en dat ligt aan de monding van een rivier die uitkomt in zee. Vanuit de metro hadden we al mangroven zien liggen en daar zijn we eerst naar toe gelopen. De pad door de mangroven was eigenlijk gesloten, maar wij zijn er toch gaan wandelen en er was helemaal niets loos met het pad, was een mooie pad. Wel maf, zo’n stuk natuur, zo dicht tegen de stad aan.
Tamsui was heel gezellig, het was zaterdagmiddag en iedereen was erop uit getrokken, het was een beetje het Scheveningen van Taipei. Lekker met z’n allen over de boulevard slenteren en veel eten. Ook hier weer overal eetkraampjes. De Taiwanezen zijn gek op streetfood en thee!
We hebben er ook de hele middag rondgewandeld.
En dan was vandaag alweer de allerlaatste dag aangebroken. Vanmorgen hebben we eerst even onze koffers opnieuw ingepakt (ja, geen rugzakken deze keer, maar koffers! We zijn van Backpackers naar Poshpackers gegaan😜) en daarna zijn we naar Elephant Mountain gegaan. Elephant Mountain ligt aan de rand van de stad, aan de kant waar ook de 101-toren staat. Als je de berg beklimt (een flinke klim van een minuut of 15) heb je een heel mooi uitzicht over de stad én op de 101-toren. Zo van een afstandje zie pas echt hoe hoog dat gebouw is, zeker tegenover de rest van de stad, hij steekt er echt met ‘kop en schouders’ bovenuit.
Om onze reis met klasse af te sluiten zijn we bij een Michelin Sterren restaurant gaan eten.
Onder in de 101 zit een dim-sum restaurant (Din Tai Fung) en dat is zo populair dat er vanmiddag al een wachtrij van een uur was. Wij hebben ons snel op de wachtlijst laten zetten, want dit is het wachten wel waard.
Na een uurtje konden we aanschuiven en hebben allerlei verschillende dim-sums aan laten rukken, en die zijn ZO ONTZETTEND LEKKER! Daar eet je je vingers bij op, mmmmm!
We hebben ons helemaal tonnetje rond gegeten, en dat voor drie tientjes (met z’n tweeën), daar kom je bij ons niet mee weg in een sterren restaurant.
Dit was in ieder geval een prima afsluiter van een prima reis.
Mocht je je afvragen, ‘Is Taiwan de moeite waard?’, dan kunnen wij daar in ieder geval volmondig JA, op zeggen!
Translate»